De elleboog of het ellebooggewricht (Latijn: articulatio cubiti) is het gewricht dat de verbinding vormt tussen de bovenarm en de onderarm. Het is een bijzonder gewricht omdat het één bot in de bovenarm met twee botten in de onderarm verbindt. Behalve dat het ellebooggewricht het buigen van de onderarm ten opzichte van de bovenarm moet verzorgen, verzorgt dit gewricht het draaien van de twee botten in de onderarm ten opzichte van elkaar.
Botten en gewrichten
Het ellebooggewricht is opgebouwd uit drie beenderen: de bovenarm (= humerus 1), het spaakbeen (= radius 4) en de ellepijp (= ulna 7). Naast hun onderlinge gewrichtsvorming vormen de radius met zijn radiuskopje (5) en de ulna ieder op zich een gewricht met de humerus. Men kan dus spreken van drie gewrichten in één. Deze complexe opbouw laat toe de arm te strekken, te buigen en te draaien om de lengteas. Het omliggende kapsel en de ligamenten verzorgen een groot deel van de stabiliteit van het gewricht. Bij deze zijn ze onmisbaar.
Spieren
Een gewricht kan niet actief bewegen zonder de juiste spieren. De bicepsspier verzorgt het buigen van de arm ter hoogte van de elleboog, terwijl de tricepsspier instaat voor het strekken. Tevens belangrijk zijn uitsteeksels (= de zogenaamde epicondyli, zowel aan de binnenkant (3) en de buitenkant (2) van de bovenarm waar respectievelijk de buigers en de strekkers van de vingers aanhechten. Deze aanhechtingen staan in de juiste volgorde bekend als plaatsen voor de golferselleboog (2) en de tenniselleboog (3). Aan het achterste uitsteeksel van de ellepijp (= olecranon 7) hecht de strekspier vast aan de elleboog, nl. de tricepspees.
Zenuwen
De bovengenoemde spieren moeten worden gestimuleerd door zenuwen. Aan de binnenzijde van de arm bevindt zich in de humerus een groeve waardoor de nervus ulnaris loopt, die bij een elleboogstoot een tinteling veroorzaakt in de ringvinger en de pink. De nervus radialis loopt onder de spieren langs de buitenkant naar de onderarm, terwijl de nervus medianus langs de voorzijde naar de onderarm loopt.
Bloedvaten
De laatste belangrijke structuren zijn de aders en de slagaders, die instaan voor het overleven van de weefsels in de arm. Zij bevloeien onder andere de spieren en de beenderen. De oppervlakkige aders vormen een ideale plaats om bloed te trekken, terwijl de diepe aders en de slagaders samen lopen, veilig beschermd door de omliggende spiermassa.
bron: BVOT
Botten en gewrichten
Het ellebooggewricht is opgebouwd uit drie beenderen: de bovenarm (= humerus 1), het spaakbeen (= radius 4) en de ellepijp (= ulna 7). Naast hun onderlinge gewrichtsvorming vormen de radius met zijn radiuskopje (5) en de ulna ieder op zich een gewricht met de humerus. Men kan dus spreken van drie gewrichten in één. Deze complexe opbouw laat toe de arm te strekken, te buigen en te draaien om de lengteas. Het omliggende kapsel en de ligamenten verzorgen een groot deel van de stabiliteit van het gewricht. Bij deze zijn ze onmisbaar.
Spieren
Een gewricht kan niet actief bewegen zonder de juiste spieren. De bicepsspier verzorgt het buigen van de arm ter hoogte van de elleboog, terwijl de tricepsspier instaat voor het strekken. Tevens belangrijk zijn uitsteeksels (= de zogenaamde epicondyli, zowel aan de binnenkant (3) en de buitenkant (2) van de bovenarm waar respectievelijk de buigers en de strekkers van de vingers aanhechten. Deze aanhechtingen staan in de juiste volgorde bekend als plaatsen voor de golferselleboog (2) en de tenniselleboog (3). Aan het achterste uitsteeksel van de ellepijp (= olecranon 7) hecht de strekspier vast aan de elleboog, nl. de tricepspees.
Zenuwen
De bovengenoemde spieren moeten worden gestimuleerd door zenuwen. Aan de binnenzijde van de arm bevindt zich in de humerus een groeve waardoor de nervus ulnaris loopt, die bij een elleboogstoot een tinteling veroorzaakt in de ringvinger en de pink. De nervus radialis loopt onder de spieren langs de buitenkant naar de onderarm, terwijl de nervus medianus langs de voorzijde naar de onderarm loopt.
Bloedvaten
De laatste belangrijke structuren zijn de aders en de slagaders, die instaan voor het overleven van de weefsels in de arm. Zij bevloeien onder andere de spieren en de beenderen. De oppervlakkige aders vormen een ideale plaats om bloed te trekken, terwijl de diepe aders en de slagaders samen lopen, veilig beschermd door de omliggende spiermassa.
bron: BVOT
Botten en gewrichten
Het ellebooggewricht is opgebouwd uit drie beenderen: de bovenarm (= humerus 1), het spaakbeen (= radius 4) en de ellepijp (= ulna 7). Naast hun onderlinge gewrichtsvorming vormen de radius met zijn radiuskopje (5) en de ulna ieder op zich een gewricht met de humerus. Men kan dus spreken van drie gewrichten in één. Deze complexe opbouw laat toe de arm te strekken, te buigen en te draaien om de lengteas. Het omliggende kapsel en de ligamenten verzorgen een groot deel van de stabiliteit van het gewricht. Bij deze zijn ze onmisbaar.
Spieren
Een gewricht kan niet actief bewegen zonder de juiste spieren. De bicepsspier verzorgt het buigen van de arm ter hoogte van de elleboog, terwijl de tricepsspier instaat voor het strekken. Tevens belangrijk zijn uitsteeksels (= de zogenaamde epicondyli, zowel aan de binnenkant (3) en de buitenkant (2) van de bovenarm waar respectievelijk de buigers en de strekkers van de vingers aanhechten. Deze aanhechtingen staan in de juiste volgorde bekend als plaatsen voor de golferselleboog (2) en de tenniselleboog (3). Aan het achterste uitsteeksel van de ellepijp (= olecranon 7) hecht de strekspier vast aan de elleboog, nl. de tricepspees.
Zenuwen
De bovengenoemde spieren moeten worden gestimuleerd door zenuwen. Aan de binnenzijde van de arm bevindt zich in de humerus een groeve waardoor de nervus ulnaris loopt, die bij een elleboogstoot een tinteling veroorzaakt in de ringvinger en de pink. De nervus radialis loopt onder de spieren langs de buitenkant naar de onderarm, terwijl de nervus medianus langs de voorzijde naar de onderarm loopt.
Bloedvaten
De laatste belangrijke structuren zijn de aders en de slagaders, die instaan voor het overleven van de weefsels in de arm. Zij bevloeien onder andere de spieren en de beenderen. De oppervlakkige aders vormen een ideale plaats om bloed te trekken, terwijl de diepe aders en de slagaders samen lopen, veilig beschermd door de omliggende spiermassa.
bron: BVOT
De behandeling gebeurt initieel niet operatief met lokale ijsapplicatie, rust, ontstekingsremmers en kinesitherapie. Eventueel kan een brace helpen de pijnklachten te verbeteren.
Gezien het om een overbelasting gaat, is aanpassing van werk of sport omgeving belangrijk om een genezing te kunnen bekomen en een hervallen te vermijden.
Indien onvoldoende beterschap kan geopteerd worden voor een cortisone inspuiting rond de pees met als doel de lokale ontsteking te onderdrukken. Het aantal cortisone inspuitingen worden echter per jaar beperkt tot 2 à 3.
De behandeling gebeurt initieel niet operatief met lokale ijsapplicatie, rust, ontstekingsremmers en kinesitherapie. Eventueel kan een brace helpen de pijnklachten te verbeteren.
Gezien het om een overbelasting gaat, is aanpassing van werk of sport omgeving belangrijk om een genezing te kunnen bekomen en een hervallen te vermijden.
Indien onvoldoende beterschap kan geopteerd worden voor een cortisone inspuiting rond de pees met als doel de lokale ontsteking te onderdrukken. Het aantal cortisone inspuitingen worden echter per jaar beperkt tot 2 à 3.
ESWT (extra corporeal shock wave) is eveneens een mogelijke behandeling voor een golferselleboog. Hierbij wordt de doorbloeding van de pees door middel van shockgolven gestimuleerd om zo de genezing te bevorderen. Deze behandeling gebeurt op de dienst Fysische geneeskunde.
Meer en meer worden cortisone inspuitingen vervangen door PRP (Platelet Rich Plasma) inspuiting. Hierbij wordt een bloedstaal van de patiënt genomen, deze wordt op hoge snelheid gecentrifugeerd waardoor het plasma van de rest van het bloed wordt gescheiden. In dat plasma zitten veel bloedplaatjes en groeifactoren die kunnen zorgen voor de genezing van de zieke pees.
Het bekomen plasma wordt dan in en rond de ontstoken pees ingespoten. Meestal worden 2 PRP inspuitingen gegeven, met een 2-tal weken tussen. De slaagpercentage ligt rond de 50 à 70%.
Indien de vorige behandelingen onvoldoende beterschap brengen, kan geopteerd worden voor een operatie. Tijdens de ingreep wordt het ziek gedeelte van de pees verwijderen en wordt de pees terug aan het bot verankerd.
De ingreep gebeurt via dagopname. Na de ingreep wordt de elleboog soms gedurende een korte periode geïmmobiliseerd. Het genezingsproces kan 3 à 4 maanden duren.
Indien de vorige behandelingen onvoldoende beterschap brengen, kan geopteerd worden voor een operatie. Tijdens de ingreep wordt het ziek gedeelte van de pees verwijderen en wordt de pees terug aan het bot verankerd.
De ingreep gebeurt via dagopname. Na de ingreep wordt de elleboog soms gedurende een korte periode geïmmobiliseerd. Het genezingsproces kan 3 à 4 maanden duren.
Tijdens de ingreep wordt de zenuw vrijgelegd zodat er geen inklemming meer is ter hoogte van de tunnel aan de binnenzijde van de elleboog. Indien de zenuw na het vrijleggen niet mooi ter plaatse blijft, wordt de zenuw meer naar voor verlegd (anterieure transpositie). De ingreep gebeurt via dagopname. Het is de bedoeling om na de ingreep de elleboog snel te bewegen, enkel indien de zenuw tijdens de ingreep naar voor moet wordt verlegd zal na de ingreep gedurende een korte periode een gips aangelegd worden. Het kan wel tot een jaar duren alvorens de klachten volledig verwijden.