Een ‘frozen shoulder' of periarthritis humeroscapularis is een aandoening die zich uit door pijn en bewegingsbeperkingen van de schouder. Het begin van de aandoening verloopt meestal vrij traag doch eindigt in een zeer invaliderende aandoening met een sterke weerslag op de dagelijkse activiteiten.
De oorzaak is onbekend. Wel zijn er risicofactoren gekend zoals een leeftijd tussen 40 en 65 jaar, vrouwelijk geslacht, suikerziekte, schildklierproblemen, de ziekte van Dupuytren, schouderfracturen, hartlijden, schouderletsels ( bijvoorbeeld verkalkingen en peesscheuren), alsook doorgemaakte schouderchirurgie.
Er zijn drie stadia te onderscheiden.
1/de freezing (=bevriezende) fase: hierbij is er een combinatie van pijn en beginnende bewegingsbeperking. Deze duurt gemiddeld één tot vier maanden.
2/de frozen (=bevroren) fase: hierbij gaat de pijn progressief weg, maar is er nog steeds bewegingsbeperking.
3/de thawing (=ontdooi) fase: hierbij ontstaat er een progressieve normalisatie van de beweeglijkheid, al dan niet volledig.
Het doorlopen van de drie stadia kan tot wel 24 maanden duren.
Een ‘frozen shoulder' is dus van nature zelfuitdovend. Echter aangezien een ‘frozen shoulder’ heel pijnlijk is en gedurende lange tijd een sterke invloed heeft op de dagelijkse activiteiten en bovendien de slaap verstoort is het een zeer invaliderende aandoening.
Pijn
De pijn heeft typisch een ‘ontstoken’ (inflammatoir) karakter en is continu aanwezig. Mobilisatie van het schoudergewricht doet de pijn toenemen en ook de nachtrust is vaak in belangrijke mate verstoord.
Bewegingsbeperking
Door een forse ontstekingsreactie verandert het schouderkapsel van een dunne, soepele structuur rond de schouder naar een dikke, stugge structuur. Dit leidt tot een sterke bewegingsbeperking van het schoudergewricht. Aangezien de ontsteking meestal begint aan de voorkant van de schouder zal dit zich meestal uiten in een beperking van de buitenwaartse bewegingen (exorotatie) van de schouder. Het is typisch voor een ‘frozen shoulder' dat er zowel actief als passief een bewegingsbeperking is.
Klinisch onderzoek.
Technische onderzoeken geven weinig bijkomende informatie bij een ‘frozen shoulder', ze kunnen enkel gebruikt worden om andere diagnoses uit te sluiten.
De behandeling van een ‘frozen shoulder' bestaat uit pijnbestrijding. Orale medicatie heeft echter weinig effect omdat het aangetaste gewrichtskapsel weinig doorbloeding heeft. Vaak zijn dan ook meerdere infiltraties met corticosteroïden nodig. Hiermee kan de grote meerderheid van de patiënten succesvol behandeld worden. De patiënt dient echter voldoende geduld op te brengen. Daarnaast is het belangrijk dat alle activiteiten dewelke de pijn verergeren worden vermeden zodat het kapsel zo weinig mogelijk wordt geprikkeld.
Zachte, anti-inflammatoire kinesitherapie binnen de pijngrenzen kan ervoor zorgen dat de stijfheid niet toeneemt. Echter pas vanaf de ‘bevroren’ en ‘ontdooi’ fase kan intensievere kinesitherapie toegepast worden.
Indien een onderliggende risicofactor gevonden kan worden, dient deze ook behandeld te worden om een goed resultaat te bekomen. Voorbeelden hiervan zijn een goede controle van de glycemie (suikerspiegel) en de schildklierwerking.
Indien het conservatieve beleid onvoldoende resultaat geeft, kan men overgaan tot een arthroscopische release van de schouder. Hierbij wordt het schouderkapsel via een kijkoperatie losgemaakt, zodat de schouder terug meer ruimte krijgt voor beweging.
Een belangrijke voorwaarde hiervoor is wel dat de patiënt uit de eerste ontstekingsfase is en dus de pijn grotendeels verdwenen is.
De therapie zal afhangen van verschillende factoren waarbij de leeftijd van de patiënt, het tijdstip van optreden, de oorzaak van de ruptuur en de beroepsactiviteiten van de patiënt essentieel zijn. In samenspraak met de patiënt zal ofwel voor een conservatieve behandeling, ofwel voor een chirurgische ingreep geopteerd worden.
Indien conservatieve behandelingen niet of onvoldoende helpen, of als het gaat om acute ‘rotator cuff'-scheuren zal geopteerd worden voor een herstel van de ‘rotator-cuff'. Hierbij wordt de pees door middel van een operatie terug vastgehecht op de oorspronkelijke plaats. Dit gebeurt door middel van ankers met draad.
In sommige gevallen kan de ‘rotator cuff' niet meer gehecht worden omdat de pees zelf te veel is teruggetrokken of onvoldoende kwalitatief is.
In dat geval zal geopteerd worden voor een debridement van de schouder waarbij het ontstekingsweefsel wordt weggenomen en randen van de pees worden vrijgemaakt.
Beide vermelde ingrepen gebeuren via een arthroscopie (kijkoperatie).
Een laatste chirurgische optie bestaat uit het plaatsen van een speciale soort prothese: een omgekeerde prothese in het geval van onherstelbare scheuren en waarbij de functie meer wordt overgenomen door de spieren in de omgeving van de schouder (deltoïdspier).
De revalidatie zal ook hier sterk afhangen van de gekozen ingreep. In geval van een klassieke hechting van de ‘rotator cuff' dient de structuur beschermd te worden door gedeeltelijke immobilisatie waarbij enkel passieve mobilisatie is toegelaten.
Dit gebeurt gedurende 5 tot 6 weken op een abductieverband of een abductiekussen te dragen, gevolgd door 5 tot 6 weken actieve mobilisatie-oefeningen, en later door oefeningen ter versteviging van de schoudergordelspieren.
In geval van een debridement wordt onmiddellijke mobilisatie toegelaten. De revalidatie is steeds langdurig en kan 5 tot 6 maanden in beslag nemen
<iframe width="831" height="468" src="https://www.youtube.com/embed/Sb6gyqzqodI" title="Pre-operatieve informatiesessie schouderoperatie" frameborder="0" allow="accelerometer; autoplay; clipboard-write; encrypted-media; gyroscope; picture-in-picture; web-share" allowfullscreen></iframe>